het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
de weg
de kant
elke dag
onderweg
te weten
het vlees
Jan is dood.
de koning
Hij komt vaak.
het midden
het moeras
De kat was dood.
de boerderij
te vertellen
Nee, alleen koud water.
het onderwijs
Hoe vaak ga je zwemmen?
We zijn op weg naar huis.