"is" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Your team is better than ours.	Jouw team is beter dan het onze.
	but it is where I was born	maar het is waar ik geboren ben
	It is terrible!	Het is verschrikkelijk!
	Heaven knows what there was in the bed!	De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	What are their policies?	Wat is hun beleid?
	He is my friend.	Hij is mijn vriend.
	Yanni is a friend.	Yanni is een vriend.
	Where is his office?	Waar is zijn kantoor?
	It’s a good policy.	Het is een goed beleid.
	This is all that remained for me.	Dit is al wat er bleef voor mij.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?
	What’s your phone number?	Wat is je telefoonnummer?
	Is that an order?	Is dat een bevel?
	That’s an order.	Dat is een bevel.
	Maths is fun.	Wiskunde is leuk.
	Maths is hard.	Wiskunde is moeilijk.
	The police are looking for Tom.	De politie is op zoek naar Tom.
	What is your job within the company?	Wat is jouw functie binnen het bedrijf?
	He is happy.	Hij is blij.