“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
Het ijs is heel dik.
Yanni is een klant.
Mijn naam is Maria.
Het is ijskoud
Dat is wat de dokter zei.
Dit is wat ik drink wanneer ik bij Tom ben.
Het is al zomer.
Het is niet mijn vak.
Is dit wat je zocht?
Mijn koffie is koud.
Hij is altijd op tijd.
Mijn kat is gelukkig.
Londen is een grote stad.
Waar is de bus naar Londen?
Waar is de trein naar Londen?
Dat is het beste voor ons allebei.
dat dorp van toen, het is voorbij
Tom is drie maanden na Mary geboren.
Is er warm water?