"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	I want a dish containing chicken.	Ik wil een gerecht met kip.
	I hope that this will help us.	Ik hoop dat dit ons zal helpen.
	I have something that I need to tell you.	Ik moet je iets vertellen.
	Where can I go for help?	Waar kan ik terecht voor hulp?
	I’m going to attend the meeting.	Ik ga naar de vergadering.
	I wonder who’ll win.	Ik vraag me af wie er gaat winnen.
	I won’t tell anyone.	Ik zal het niemand vertellen.
	I had no idea that Mary was your wife.	Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
	I’m sure we’re going to win.	Ik weet zeker dat we zullen winnen.
	I like to solve problems.	Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
	I have a meeting today.	Ik heb vandaag een vergadering.
	I had no idea that Mary was your daughter.	Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
	I have never been to the United States.	Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
	Am I fat?	Ben ik dik?
	I’m finished.	Ik ben klaar.
	Am I wrong?	Heb ik het fout?
	I read books.	Ik lees boeken.
	I am hungry.	Ik heb honger.
	I can’t see it either.	Ik zie het ook niet.