Och, neem mij mee!
De sneeuwvlokken bedekten haar lang blond haar, dat in prachtige lokken op haar schouders neergolfde; maar daaraan dacht zij niet.
dat is mislukt
Ik meen het goed met je!
Zij haalde er een uit!
Daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
De eend bekeek het eens.
Maar het arme eendje, dat het laatst uit het ei gekomen was en er zo lelijk uitzag, werd gebeten, gestoten en voor de gek gehouden, en dat zowel door de eenden als door de kippen.
Het vroor, dat het kraakte
De leeuweriken zongen.
Je kunt mij gerust geloven!
«Dood mij maar!» zei het arme beest.
Welnu, wil je dan wel eens zwijgen?
daar drong de zonneschijn in het huisje door
Het benijdde ze volstrekt niet.
zij lachten en schreeuwden
«Ja, er is een nieuwe bijgekomen!»
«Wat is dat voor een dwaze inval!» zei deze.
En de andere kinderen jubelden mee