Tegen de morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwe kameraad eens.
En dat deden zij; maar de andere eenden in de rondte bekeken ze en zeiden tegen elkaar:
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
«Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!» dacht de oude koningin.
Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn
je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.
O, wat glom, wat brandde dit!
Buig je hals nu en zeg: Kwak!
«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
nu, daar zullen we wel gauw achter komen
en wat moeraswater te drinken
Dat was een schrik voor het arme eendje.
“Ja, doe dat maar!” Liet de kip hierop volgen.
het zag daarin zijn eigen beeltenis
de bladeren in het bos werden geel en bruin
Zet je poten niet zo binnenwaarts!
Je bent zeker niet goed bij je verstand.
Ik heb bijna de hele nacht geen oog dichtgedaan!
Nu liep het weg en vloog over de schutting.