Het wordt een warme dag vandaag.
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Ik spreek geen Nederlands.
Tom heeft niet genoeg gegeten.
Wat zijn de maanden van het jaar?
dat dorp van toen, het is voorbij
Ga eens in mijn schoenen staan.
Ik heb maar een paar fouten gemaakt.
Ik spreek niet zo goed Nederlands.
Yanni en Skura waren gelukkig samen.
Maar wat zag het nu in het heldere water?
Hoe kom ik bij het busstation?
Yanni heeft een boerderij net buiten het dorp.
ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken
Het zal niet gemakkelijk zijn voor jou.
Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
Als je hard voor jezelf bent, zal het leven gemakkelijk voor je zijn.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
hoeveel?
Zie eens! Zo!