“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
Zet je hoed af.
Het ijs is heel dik.
Drink iets met me Tom.
Moet Tom niet eerst gaan?
Dat is wat de dokter zei.
Tom liet me niet winnen.
Mag ik de kamer eerst zien?
Ik weet het antwoord al.
Nog een glas water, alstublieft.
maar daaraan dacht zij niet.
Niet iedereen houdt van sneeuw.
Waarom heeft Tom dit gekocht?
Ik vraag me af wie er gaat winnen.
Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
Wat heeft ze in de winkel gekocht?
Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
Ik zou willen weten wat je van plan bent.