Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Those children are also Tom’s.	Deze kinderen zijn ook van Tom.
	I think you’re old enough.	Ik denk dat je oud genoeg bent.
	I don’t know if this will be enough.	Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
	tomorrow evening	morgenavond
	Have you been there?	Ben je daar geweest?
	I shouldn’t have eaten that.	Ik had dat niet moeten eten.
	I have never been there.	Ik ben er nooit geweest.
	I don’t like to live in the city.	Ik woon niet graag in de stad.
	Tom has nothing to eat.	Tom heeft niets te eten.
	What were you talking about? (you plural)	Waar hadden jullie het over?
	I would like to see that.	Ik zou dat wel eens willen zien.
	Just because you can, doesn’t mean that you should.	Het is niet omdat je het kunt, dat het ook moet.
	I think that’s very important.	Ik denk dat dat heel belangrijk is.
	People can’t live without water.	Mensen kunnen niet leven zonder water.
	I’ve never done anything important.	Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
	Even if I wanted to, I couldn’t do that.	Zelfs als ik het zou willen, zou ik dat niet kunnen doen.
	just like	net als
	too much	teveel
	how much?	hoeveel?
	See you tomorrow.	Tot morgen.