Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the first meeting	de eerste bijeenkomst
	his favourite colour is blue	zijn favoriete kleur is blauw
	he was angry that I hadn’t done it	hij was boos dat ik het niet deed
	I need a cold shower.	Ik heb een koude douche nodig.
	This shouldn’t take long.	Dit zou niet lang moeten duren.
	What exactly did you tell Tom?	Wat zei je precies tegen Tom?
	“Grandmother!” shouted the little one.	«Grootmoeder!» riep de kleine uit.
	I felt really miserable.	Ik voelde me echt ellendig.
	Yanni never bought expensive clothes.	Yanni kocht nooit dure kleren.
	I shouldn’t have gotten so angry.	Ik had niet zo boos moeten worden.
	I don’t think it was a coincidence	ik denk niet dat het toeval was
	You should have gotten up earlier.	Je had eerder moeten opstaan.
	I appreciate your problem.	Ik ben me bewust van je probleem.
	Tom is exactly the same age as Mary.	Tom is precies even oud als Mary.
	Keep speaking, because you speak well.	Blijf praten, want je spreekt goed.
	My speech was short and powerful.	Mijn betoog was kort en krachtig.
	In summer, eggs go bad quickly.	In de zomer worden eieren rap slecht.
	the clouds were full of hail and snow	de wolken zaten vol hagel en sneeuw
	I need to see that report today.	Ik moet dat rapport vandaag zien.
	His hair is starting to turn gray.	Zijn haren beginnen grijs te worden.