Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I have red hair.	Ik heb rood haar.
	a good friend	een goede vriend
	I hope he comes.	Ik hoop dat hij komt.
	a good teacher	een goede leraar
	this new policy	dit nieuw beleid
	It’s a good policy.	Het is een goed beleid.
	Yanni is drinking green tea.	Yanni drinkt groene thee.
	Yanni needs a new bed.	Yanni heeft een nieuw bed nodig.
	Tom thought it was going to hurt.	Tom dacht dat het pijn zou doen.
	Do you know how long the trip takes?	Weet u hoe lang het rijden is?
	but he felt something towards them as he had never felt for anything else	maar toch liep het er hoog mee, zoals het nog nooit ergens mee gedaan had
	Yes indeed.	Jazeker.
	sure of	zeker van
	snow white	sneeuwwitte
	Are you sure about that?	Weet u dat zeker?
	Is that an order?	Is dat een bevel?
	That’s an order.	Dat is een bevel.
	I am sure.	Ik weet het zeker.
	Tom thinks you’re cute.	Tom vindt je leuk.
	She likes him.	Ze vindt hem leuk.