Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	coffee with warm milk	koffie met warme melk
	It’s a pleasant day, isn’t it?	Wat een mooie dag, niet?
	I don’t need it yet.	Ik heb het nog niet nodig.
	I need a doctor.	Ik heb een dokter nodig.
	That’s what the doctor said.	Dat is wat de dokter zei.
	a big fireball	een grote vuurbal
	I wish everyone knew this.	Ik wou dat iedereen dit wist.
	Don’t ask how I know that.	Vraag niet hoe ik dat weet.
	United Kingdom	Verenigd Koninkrijk
	Yanni knows he’s ready.	Yanni weet dat hij klaar is.
	Answer in English.	Antwoord in het Engels.
	Yanni loves chocolate.	Yanni houdt van chocolade.
	It’s a very long flight.	Het is een hele lange vlucht.
	Yanni turned fourteen.	Yanni is veertien geworden.
	Tom says he can’t hear anything.	Tom zegt dat hij niets kan horen.
	We need a response.	Wij hebben een antwoord nodig.
	Do you know anybody who works in that building?	Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?
	I don’t think Tom would ever say something like that.	Ik denk niet dat Tom ooit iets zoals dat zou zeggen.
	Are you tired?	Ben jij moe?
	to be happy with	blij zijn met