Heeft u een kluis?
een douche nemen
We bouwen een muur.
een doolhof
een schenking
een vergissing
een opluchting
door een waas van regen
een halve snoepwinkel
een afspraak maken
een lange nachtpon
een spoedig herstel
Ik denk een kwartier.
Hij heeft een pistool.
een wandkleed
een veroordeling
Ik leg een knoop in het touw.
een wenteltrap
Ik verkoop een nieuwe auto.
Ik heb een koude douche nodig.