Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
English-Dutch Dictionary - Y
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(6)
2
(4)
3
(1)
4
(1)
A
(1648)
B
(540)
C
(975)
D
(691)
E
(418)
F
(534)
G
(339)
H
(903)
I
(1600)
J
(95)
K
(60)
L
(389)
M
(563)
N
(273)
O
(301)
P
(683)
Q
(19)
R
(419)
S
(1362)
T
(6292)
U
(124)
V
(97)
W
(965)
X
(4)
Y
(313)
Z
(10)
English
Dutch
Recording
Learn
You are not allowed to have sexual intercourse with your daughter-in-law.
U mag geen geslachtsgemeenschap hebben met uw schoondochter.
Learn
You are now unsubscribed from our e-newsletter and emailings.
U bent nu uitgeschreven van onze e-newsletter en e-mailings.
Learn
You are responsible for the quality of the product on a functional and non-functional level.
Je bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van het product, op functioneel en niet-functioneel vlak.
Learn
You are right.
Je hebt gelijk.
Learn
you arrive
(2nd person plural)
je komt aan
Learn
You betrayed yourself.
Je hebt jezelf bedrogen.
Learn
You bought bread.
U kocht brood.
Learn
you can
je kan
Learn
You can do whatever you want to do, of course.
Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
Learn
You can never be too careful.
Men is nooit te voorzichtig.
Learn
You can see it with the naked eye.
Dat kan je met het blote oog zien.
Learn
You can stay as long as you want.
Je kunt blijven zolang je wilt.
Learn
You can trust him to keep his word.
Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
Learn
You can use my car, if you want to.
Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
Learn
you can win gifts
je kan geschenken winnen
Learn
You cannot make a silk purse from a sow’s ear.
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
Learn
You cannot save the game at this moment.
Je kan het spel op dit moment niet opslaan.
Learn
You cannot touch anything there.
Je mag daar niets aanraken.
Learn
You can’t address me like that.
Je kunt me zo niet aanspreken.
Learn
You can’t be afraid to fail.
U kunt niet bang zijn om te falen.
Learn
You can’t give me orders.
U kunt me geen enkel bevel geven.
Learn
You can’t judge a book by its cover.
Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.
Learn
You can’t mess this up.
Je mag dit niet verprutsen.
Learn
You can’t win if you don’t play.
Je kan niet winnen als je niet speelt.
Learn
you celebrate
je viert
Learn
You deceived your husband.
Ge hebt uw man bedrogen.
Learn
you determine
je bepaalt
Learn
You disgust me.
Ik walg van je.
Learn
You don’t have to worry about a thing like that.
Je hoeft je niet over zoiets zorgen te maken.
Learn
you drink water
jij drinkt water
Learn
you ensure that problems and obstacles are addressed to the right people outside the team
je zorgt ervoor dat problemen en belemmeringen naar de juiste personen buiten het team geadresseerd worden
Learn
You fainted.
Je flauwviel.
Learn
You forgot to close a window.
Je vergat een raam te sluiten.
Learn
you function
je fungeert
Learn
You had better go and speak to him in person.
Je zou hem beter persoonlijk aanspreken.
Learn
you had to
jij moest
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
Page
1
Page
2
Page
3
Page
4
Current page
5
Page
6
Page
7
Page
8
Page
9
Next page
Next ›
Last page
Last »