Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - Y

0 (2) 1 (81) 2 (25) 3 (24) 4 (26) 5 (22) 6 (22) 7 (22) 8 (21) 9 (20) A (867) B (471) C (723) D (493) E (288) F (394) G (243) H (531) I (921) J (72) K (51) L (293) M (397) N (211) O (204) P (525) Q (25) R (304) S (1023) T (4634) U (84) V (91) W (620) Y (232) Z (8) (1)
English Dutch Recording Learn
You forgot to close a window.

Je vergat een raam te sluiten.

you had to

jij moest

You have a large stomach.

Je hebt een grote maag.

You have completed this section.

Je hebt dit onderdeel afgerond.

You have killed something pure and defenceless.

Je hebt iets reins en weerloos gedood.

You have nothing else to do, therefore you have foolish fancies.

Je hebt niets uit te voeren, en daarom verzin je allerlei dwaasheden

you have rejected us

u hebt ons verstoten

You have to wait.

Je moet wachten.

You have to watch out for that man.

Je moet opletten voor die man.

You know more about Tom than anyone else does.

Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.

You learn by doing.

Al doende leert men.

You live on the sixth floor.

Je woont op de zesde verdieping.

You look like your father.

Je ziet eruit als je vader.

You look terrible.

Je ziet er verschrikkelijk uit.

you make correct trade-offs between renewal and stability

je maakt correcte afwegingen tussen vernieuwing en stabiliteit

You may not judge the servant of another person.

U mag de bediende van een ander niet beoordelen.

You must swear on the Bible.

Je moet zweren op de Bijbel.

You must tell me.

Jullie moeten het me vertellen.

You need a job anyway.

Je hebt sowieso een baan nodig.

You need to eat well to stay healthy.

Je moet goed eten om gezond te blijven.

You need to set a good example for your children.

Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.

You need to set a good example.

Je moet het goede voorbeeld geven.

You never know how things are going to turn out.

Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.

you oversee the completion of milestones and the correct implementation of responsibilities and resource activities

je ziet toe op de voltooiing van mijlpalen en de juiste uitvoering van verantwoordelijkheden en resource-activiteiten

you ran

jij liep

You said that it was important.

Je zei dat dat belangrijk was.

You should have gotten up earlier.

Je had eerder moeten opstaan.

You should know that.

Dat zou je moeten weten.

You shouldn’t eat to excess.

Je mag niet te veel eten.

You should’ve let me help you.

Je had me je moeten laten helpen.

You still have to comb your hair.

Je moet je haar nog kammen.

you study

jij studeert

you take care of the preparation and presentation of investment proposals to senior management

je zorgt voor de opmaak en presentatie van investeringsvoorstellen aan het senior management

You took it out of the oven too soon.

Je hebt het te vroeg uit de oven gehaald.

You traitor!

Jij verrader!

You understand that, don’t you?

Je begrijpt dat toch?