Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - Y

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1648) B (540) C (975) D (691) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1362) T (6292) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)
English Dutch Recording Learn
You’ll have to establish residence here before you can vote. Je moet je hier permanent vestigen voor je mag stemmen.
You’ll only embarrass yourself. Je zult jezelf alleen maar voor schut zetten.
You’re a very rich person. Je bent een erg rijk persoon.
You’re cheating me. U bedriegt me.
You’re crazy! Je bent gek!
You’re generous. Je bent gul.
You’re impossible. Je bent een onmogelijk mens.
You’re involved. Je bent erbij betrokken.
You’re late. Je bent laat.
You’re married and have two children. Je bent gehuwd en hebt twee kinderen.
You’re not a morning person, I understand. Je bent geen ochtendmens, heb ik begrepen.
You’re not allowed to skip your turn in a game of chess. Tijdens het schaken mag je geen beurt overslaan.
You’re nuts. Je bent gestoord.
You’re older than Tom. Jij bent ouder dan Tom.
You’re the biggest. Jij bent de grootste.
You’re Tom’s friend, right? Jij bent Toms vriend, toch?
You’re unemployed. Je bent werkloos.
You’re welcome. Graag gedaan.
You’ve been forgotten. Men is je vergeten.
You’ve got a nice view from the window. Je hebt een mooi uitzicht vanuit het raam.
You’ve got no alibi for the day of the murder. Je hebt geen alibi voor de dag van de moord.
You’ve got till noon. Je hebt tot de middag.
You’ve got to start somewhere. Je moet ergens beginnen.
You’ve never liked me, have you? Je hebt me nooit gemogen, hè?
“You don’t understand me,” said the duckling. «Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.