Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1172) D (816) E (502) F (659) G (404) H (998) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (511) S (1688) T (6716) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
The judge’s decision is final. Het oordeel van de rechter is definitief.
The judgment was fair. Het oordeel was rechtvaardig.
the jug de kan
the juice het sap
the jungle de jungle
the junk de rommel
The jury will judge fairly. De jury zal eerlijk vonnissen.
the kalashnikov de kalasjnikov
the kettle de waterkoker
the key de sleutel
the keyboard het toetsenbord
The keys are on my desk. De sleutels liggen op mijn bureau.
the kidnapping de ontvoering
The kidnapping of the famous singer shocked the country. De ontvoering van de beroemde zanger schokte het land.
the kidney de nier
The kids grew so much. De kinderen groeiden zo veel.
The kids played while we watched. De kinderen speelden terwijl wij keken.
The kids that got lost were found. De verdwaalde kinderen zijn gevonden.
the kilometer de kilometer
the king de koning
The king inspires awe. De koning boezemt ontzag in.
The king is shrewd. De koning is scherpzinnig.
The king ordered that the prisoner should be set free. De koning gaf het bevel dat de gevangene vrijgelaten moest worden.
The king sent his envoys abroad. De koning stuurde zijn gezanten naar het buitenland.
The king was forced into exile. De koning werd gedwongen tot ballingschap.
The king was furious and sent him to the torture chamber. De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer.
the kitchen de keuken
the kitchen clock de keukenklok
the kitchen garden de moestuin
the kitchen worktop het aanrecht
the kitten het katje
the knee de knie
the knife het mes
the knowledge de kennis
the knuckles de knokkels
the label het etiket