Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1816) B (694) C (1172) D (816) E (502) F (659) G (404) H (998) I (1701) J (119) K (76) L (480) M (672) N (341) O (377) P (845) Q (32) R (511) S (1688) T (6716) U (153) V (123) W (1095) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the Israeli army het Israëlische leger
the issue de kwestie
The issue of a minimum wage has never led anywhere. De kwestie van een minimumloon heeft nog nooit ergens toe geleid.
the issues of the day de waan van de dag
the IT department de afdeling informatica
The Italian enjoys life. De Italiaan geniet van het leven.
the jailer de cipier
the jailers de cipiers
the jam de jam
the jaw de kaak
the jeans de spijkerbroek
the jellyfish de kwal
The jerk on the chain was unexpected. De ruk aan de ketting was onverwacht.
the jet fighter de straaljager
The jeweler proudly displayed his collection of ruby rings. De juwelier toonde trots zijn collectie robijnen ringen.
the jihadists de jihadisten
the job de klus
the job de job
the job de functie
the job application de sollicitatie
the job interview het sollicitatiegesprek
the jobs de jobs
the jobs I have had de jobs die ik heb gehad
the joint het gewricht
the joke de boutade
the jokes de grappen
the journalist de journalist
the journey de reis
the joy de vreugde
the joy de blijdschap
the joy of the Holy Spirit de blijdschap van de Heilige Geest
The judge approved the seizure of the building. De rechter keurde het beslag op het pand goed.
The judge finds the suspect guilty. De rechter vonnist de verdachte schuldig.
The judge will make a ruling concerning the case. De rechter zal een uitspraak doen inzake de zaak.
the judgement het vonnis
the judges de rechters