English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1649) B (540) C (975) D (690) E (418) F (534) G (339) H (903) I (1600) J (95) K (60) L (389) M (563) N (273) O (301) P (683) Q (19) R (419) S (1363) T (6291) U (124) V (97) W (965) X (4) Y (313) Z (10)

English	Dutch	Learn
indicates	geeft aan	Learn
indicates	duidt	Learn
indicating rate	met vermelding van tarief	Learn
indication	aanwijzing	Learn
indications	aanduidingen	Learn
indifferent	onverschillig	Learn
indispensable	onmisbare	Learn
Indo	Indo	Learn
Indonesia	Indonesië	Learn
industrial	industriële	Learn
industrialization	industrialisering	Learn
Industrialization often goes hand in hand with pollution.	Industrialisering gaat vaak gepaard met vervuiling.	Learn
industries	industrieën	Learn
inevitable	onvermijdelijk	Learn
inevitable	onafwendbaar	Learn
inexpensive	goedkoop	Learn
infanticide	kindermoord	Learn
infestation	aantasting	Learn
infirmary	ziekenzaal	Learn
inflammation	ontsteking	Learn
inflation	inflatie	Learn
influence	invloed	Learn
influence	beïnvloeden	Learn
influenced	beïnvloed	Learn
influences	beïnvloedt	Learn
influx	toestroom	Learn
information technology	informatica	Learn
infrastructure	infrastructuur	Learn
inheritance	erfenis	Learn
inheritance tax	erfbelasting	Learn
inherited	geërfd	Learn
inhuman	onmenselijk	Learn
initially	aanvankelijk	Learn
initiative	initiatief	Learn
injection	inspuiting	Learn
injured	gewonden	Learn