Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (6) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1691) B (591) C (1029) D (721) E (441) F (572) G (358) H (941) I (1639) J (101) K (65) L (429) M (582) N (297) O (316) P (719) Q (27) R (442) S (1468) T (6379) U (130) V (105) W (998) X (4) Y (322) Z (10)
English Dutch Recording Learn
He was born on May 28. Hij werd geboren op 28 mei.
He was bullied by his friends at school. Hij werd gepest door zijn vrienden op school.
He was caught lying. Hij werd betrapt op liegen.
He was caught red-handed with the stolen goods. Hij werd op heterdaad betrapt met de gestolen goederen.
He was cheating. Hij bedroog.
He was crushed by the bad news. Hij was verpletterd door het slechte nieuws.
He was exceptionally polite. Hij was buitengewoon beleefd.
He was just behind me. Hij was vlak achter mij.
he was looking forward to the new school year hij verheugde zich weliswaar op het nieuwe schooljaar
He was not aware of the danger. Hij was zich niet bewust van het gevaar.
He was once here. Hij was eens hier.
He was present at the meeting. Hij was aanwezig tijdens de vergadering.
He was red with anger. Hij werd rood van woede.
He was sacked. Men heeft hem ontslagen.
He was the presumed leader of the group. Hij was de gedoodverfde leider van de groep.
He was treated kindly. Hij werd vriendelijk bejegend.
He wasn’t pearly white and translucent any more. Hij was niet parelwit en doorschijnend meer.
He went there in person. Hij ging er persoonlijk naar toe.
He went traveling in search of adventure. Hij ging reizen op zoek naar avontuur.
He went with her. Hij ging met haar mee.
He whirled himself in the water like a wheel, stretched out his neck towards the swans, and uttered such a loud and strange scream that it frightened himself. Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte
He who buries his head in the sand today will grind his teeth tomorrow. Wie vandaag zijn kop in het zand steekt, knarst morgen met zijn tanden.
He will always have that scar. Dat litteken zal hij altijd houden.
He will come afterwards. Hij zal nadien komen.
He will come to live with us. Hij zal bij ons komen wonen.
He will not be able to do the work. Hij zal het werk niet aankunnen.
He will perform tonight. Hij zal vanavond optreden.
He will succeed to the throne. Hij zal de troon opvolgen.
He will treat us to dinner. Hij zal ons behandelen op het avondeten.
He will try to come. Hij zal trachten te komen.
He will walk to school. Hij zal naar school lopen.
He wiped his sweaty bald head. Hij veegde zijn bezwete kale kruin af.
He wore a classy outfit to the party. Hij droeg een deftige outfit naar het feest.
He worked hard to meet the deadline. Hij heeft zich uit de naad gewerkt om de deadline te halen.
He wrote a letter. Hij schreef een brief.
head (animal) kop