Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3961) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1090) U (194) V (1267) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)

Dutch	English	Learn
houden	to keep	Learn
houden	to love (part 1)
houden niet van	don’t like	Learn
houden van	love (plural)	Learn
houder	holder	Learn
houders	holders	Learn
houding	attitude	Learn
houdt	loves (3rd person singular)	Learn
houdt	holds (3rd person singular)	Learn
houdt	holds on (part 1; 3rd person singular)
Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet.	Keep your decency and bow to the old duck that you see there.	Learn
Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet: dat is de voornaamste van alle; zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik.	Keep your decency and bow to the old duck you see there: that is the most important of all; she is of Spanish descent, which is why she is so fat.	Learn
Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend...	Keep your decency and bow to the old duck...	Learn
Houdt Tom van Frans?	Does Tom like French?	Learn
Houdt u van koken?	Do you like cooking?	Learn
houdt van	loves (3rd person singular, long form)	Learn
houdt vast	holds on (3rd person singular)	Learn
hout	wood	Learn
houtblokken	logs	Learn
houten	wooden	Learn
hoven	courts	Learn
hufter	asshole	Learn
huichelaar	hypocrite	Learn
huid	skin	Learn
huidig	current	Learn
huidige	current (long form)	Learn
huil	cry (1st person singular)	Learn
huilde	cried	Learn
huilen	cry (verb, plural)	Learn
huis	house	Learn
Huis Ariel Castro gesloopt	House of Ariel Castro demolished	Learn
huisdier	pet	Learn
huisgenoot	housemate	Learn
huishouden	housework	Learn
huisje	small house	Learn
huisman	house husband	Learn