Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - G

0 (2) 1 (16) 2 (8) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1651) F (206) G (959) H (2456) I (1493) J (308) K (792) L (470) M (780) N (422) O (848) P (535) Q (2) R (405) S (1126) T (1136) U (202) V (1337) W (1240) X (3) Y (88) Z (1026)
Dutch Recording English Learn
Gisteren heb ik deelgenomen aan de bijeenkomst.
Yesterday I attended the meeting.
Gisteren hebben wij de woonkamer grondig gepoetst.
Yesterday we cleaned the living room thoroughly.
Gisteren kwam daar een besluit van het Vlaams onderwijs bij dat niet minder dan 4.488 pagina’s omvat.
Yesterday there was a Flemish education decree that includes no less than 4,488 pages.
Gisteren kwam ik Tom toevallig tegen.
I ran into Tom yesterday.
Gisteren was er een aardbeving.
There was an earthquake yesterday.
Gisteren was het volle maan.
It was a full moon yesterday.
Gisteren was ik thuis.
Yesterday I was at home.
gisterenavond
yesterday evening
gisterenmorgen
yesterday morning
gitaar
guitar
glad
smooth
gladde
smooth (inflected form)
gladstrijken
to smooth out
glans
shine
glans
glare
glansverf
gloss paint
glanzend
glossy
glanzend
shiny
glanzend gepoetste eiken meubels
glossy polished oak furniture
glas
glass
glasvezelnetwerk
fiber optic network
glazen
glass (adjective)
glibberde
slithered
glibberen
to slither
glimlach
smile
glimlachje
smile (diminutive)
glimlachte
smiled
glimmerend
shiny
glimp
glimpse
glinsterend
shining
glippen
to slip
gloed
glow
gloednieuwe
brand new
glom
glowed
god
god
God heeft de aarde geschapen.
God has created the earth.