Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (717) B (1128) C (201) D (3961) E (1475) F (203) G (923) H (2247) I (1323) J (285) K (771) L (466) M (719) N (392) O (809) P (525) Q (2) R (394) S (1105) T (1090) U (194) V (1267) W (1134) X (3) Y (88) Z (929)
Dutch Recording English Learn
De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer.
The king was furious and sent him to the torture chamber.
De koning werd gedwongen tot ballingschap.
The king was forced into exile.
de koningin
the queen
De koningin droeg een prachtige jurk met robijnen versierd.
The queen wore a beautiful dress adorned with rubies.
De koningin is een jaloerse stiefmoeder.
The queen is a jealous stepmother.
de kont
the ass
de kooi
the cage
de kooien
the cages
de kool
the cabbage
de koopman
the merchant
de koorts
the fever
de kop
the head (animal)
de kop
the cup
de kopie
the copy
de kopjes
the heads
de koplopers
the leaders
De koppelslang verbindt de twee leidingen met elkaar.
The coupling hose connects the two pipes together.
de koptelefoon
the headphones
de korenvelden
the cornfields
de korte broek
the shorts
de kosten
the costs
de kosten zijn redelijk
the costs are reasonable
de kou
the cold
de koude lucht
the cold air
de koude streken
the cold regions
de kous
the stocking
de kousenvoeten
the tiptoes
De kraam heeft verse groenten.
The stall has fresh vegetables.
De kraam op de markt is druk.
The stall at the market is busy.
De kraam verkoopt appels.
The stall sells apples.
de kraampjes
the stalls
de kraan
the tap
de krab
the crab
de kracht
the power
de kracht van verleiding
the power of temptation
de krant
the newspaper