We hebben al veel geleerd.
In welk land is Tom op dit moment?
Wat heeft ze in de winkel gekocht?
Wat moet ik ze vertellen?
Wat zit er in deze dozen?
Wanneer gaan de winkels open?
Waar zijn mijn ouders?
Welke zoekmachine gebruik je?
Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?
Met wie ben je gaan winkelen?
Wie heeft dit besteld?
Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
Je had eerder moeten opstaan.
Je had me je moeten laten helpen.