Niemand gaat dit geloven.
Laat Tom alsjeblieft met rust.
Moet Tom niet eerst gaan?
Het balkon is klein.
De politie is op zoek naar Tom.
De winkels zijn gesloten.
Er is niet genoeg water.
Ze hebben al gegeten.
Ze zullen niet ver komen.
Deze winkel verkoopt groenten.
Tom en Mary hebben allebei blauwe ogen.
Tom en Mary hebben een oude boerderij gekocht.
Tom kon zijn ogen niet geloven.
Tom heeft niets gegeten.
Tom liet me niet winnen.
Tom wil zijn boerderij niet verkopen.
Tom draagt geen bril.
Tom viel van het balkon.
Tom werd gebeten.
Tom heeft een mes in zijn hand.