Ik wil dat je bij Tom blijft.
Ik dacht niet helder na.
Ik wou dat we konden helpen.
Ik ben benieuwd wie er gaat winnen.
Ik vraag me af wie er gaat winnen.
Het doet nog steeds pijn.
Het is niet zo opvallend.
Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
Ik zie je bij de lunch.
Ik ga van school af.
Ik ga morgen winkelen.
Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
Ik heb al genoeg gegeten.
Ik heb je al betaald.
Ik ben drie keer getrouwd geweest.
Ik heb me zorgen om je gemaakt.
Ik heb nog nooit iets gestolen.
Zeg gewoon ja.
Laten we boodschappen doen.
Niemand neemt me serieus.