Understand spoken Dutch

Recent Additions

Recording English Dutch Time ago created Learn
I helped her make dinner. Ik heb haar geholpen te eten. 6 months ago
I sunbathed for too long and my skin felt sore. Ik ben te lang zonnebaden en mijn huid voelde pijnlijk aan. 6 months ago
My eyes sting because of the onions. Mijn ogen prikken vanwege de uien. 6 months ago
Where did you meet him? Waar heb je hem ontmoet? 6 months ago
I can’t hear your voice at all. Ik kan je stem helemaal niet horen. 6 months ago
I don’t know her age. Ik ken haar leeftijd niet. 6 months ago
I have a lot to think about. Ik heb veel om over na te denken. 6 months ago
Is he drunk? Is hij dronken? 6 months ago
I should not have said that. Dat had ik niet moeten zeggen. 6 months ago
He will treat us to dinner. Hij zal ons behandelen op het avondeten. 6 months ago
The man next door lives alone. De naast de deur woont alleen. 6 months ago
Is it in the cabinet? Zit het in de kast? 6 months ago
I have pain in both legs. Ik heb pijn in beide benen. 6 months ago
Is the shirt dry yet? Is het shirt al droog? 6 months ago
I have two hundred baht left. Ik heb nog tweehonderd baht over. 6 months ago
Do you like this smell? Vind je deze geur leuk? 6 months ago
He will come to live with us. Hij zal bij ons komen wonen. 6 months ago
I have a dog and a cat. Ik heb een hond en een kat. 6 months ago
They have an apple. Ze hebben een appel. 6 months ago
hamburger with cheese hamburger met kaas 6 months ago
A coffee with milk, please. Een koffie met melk, alstublieft. 6 months ago
favor bevorderen 6 months ago
I want a coffee, please. Ik wil alsjeblieft een koffie. 6 months ago
They don’t have an apple. Ze hebben geen appel. 6 months ago
I want coffee with milk. Ik wil koffie met melk. 6 months ago
The man wants the chicken. De man wil de kip. 6 months ago
The man wants the cheese. De man wil de kaas. 6 months ago
The man wants the chicken with cheese. De man wil de kip met kaas. 6 months ago
I want the chicken with cheese, please. Ik wil de kip met kaas, alstublieft. 6 months ago
Do you have cheese? Heeft u kaas? 6 months ago
Do you have milk? Heeft u melk? 6 months ago
English language Engelse taal 6 months ago
English person (someone from England) Engelse persoon 6 months ago
Does he speak English? Spreekt hij Engels? 6 months ago
Hello, do you speak English? Hallo, spreek je Engels? 6 months ago
Why you? Waarom jij? 6 months ago
and you? jij ook? 6 months ago
I am Miguel. Ik ben Miguel. 6 months ago
I am Maria. Ik ben Maria. 6 months ago
You speak English. (you plural) U spreekt Engels. 6 months ago