"you (formal)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Do you have an appointment?	Heeft u een afspraak?
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	You can’t give me orders.	U kunt me geen enkel bevel geven.
	Can you walk?	Kunt u stappen?
	Do you have this in my size?	Heeft u dit in mijn maat?
	Where are you taking me?	Waar brengt u me heen?
	Did you lose consciousness after the accident?	Heeft u het bewustzijn verloren na het ongeluk?
	Do you like cooking?	Houdt u van koken?
	Do you have any rooms available?	Heeft u kamers vrij?
	Can you change some money?	Kan u geld wisselen?
	Yes sir, which bus do you mean?	Ja meneer, welke bus bedoelt u?
	I am very disappointed in you.	Ik ben erg teleurgesteld in u.
	What are you interested in?	Waar bent u in geïnteresseerd?
	Can you recommend a good play?	Kunt u een goed toneelstuk aanbevelen?
	Are you allergic to this medicine?	Bent u allergisch voor dit geneesmiddel?
	No, thank you!	Nee, dank u!
	Do you have tuna fish?	Heeft u tonijn?
	I’m afraid I have to turn you down.	Ik moet u helaas afwijzen.
	I am sharing this document with you.	Ik deel dit document met u.
	Can you show me that on the map?	Kunt u mij dat tonen op de kaart?