Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	The Himalayas is a mountain range.	De Himalaya is een gebergte.
	Yanni is young and athletic.	Yanni is jong en atletisch.
	That book is sold out.	Dat boek is uitverkocht.
	you can win gifts	je kan geschenken winnen
	The child is crying, because it wants to eat.	Het kind weent, want het wil eten.
	Her tissue is healing quickly.	Haar weefsel herstelt snel.
	Which is heavier, lead or gold?	Wat is zwaarder, lood of goud?
	Lead bends easily.	Lood is makkelijk buigbaar.
	Tom asked me all sorts of questions.	Tom stelde me allerlei vragen.
	You never forget how to ride a bike.	Fietsen verleert men nooit.
	The sailor walked over the gangplank.	De matroos liep over de valreep.
	Do not give alms to impoverishment.	Aalmoezen geven verarmt niet.
	You look like your father.	Je ziet eruit als je vader.
	Greece is beautiful.	Griekenland is prachtig.
	He is a mighty sorcerer.	Hij is een machtige tovenaar.
	Tom enjoys telling jokes.	Tom houdt van moppen vertellen.
	Idleness leads to failure.	Luiheid leidt tot mislukking.
	you like to be challenged	je wordt graag uitgedaagd
	Tom is a volunteer.	Tom is een vrijwilliger.
	Every religion prohibits murder.	Elke religie verbiedt moord.