Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Is the glass half full or half empty?

Is het glas halfvol of halfleeg?

There is a palm tree in the garden.

Er staat een palmboom in de tuin.

Tom passed away three years ago.

Tom is drie jaar geleden overleden.

My oldest daughter’s name is Mary.

De naam van mijn oudste dochter is Mary.

An expert is speaking.

Er is een deskundige aan het woord.

This weekend is the big unveiling.

Dit weekend is de grote onthulling.

It’s a pleasure to meet you.

Het is een genoegen om je te ontmoeten.

Unfortunately the word of the day has melted.

Helaas is het woord van de dag gesmolten.

When does the bus for Brussels leave?

Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?

I’ll give you a demonstration.

Ik zal je een demonstratie geven.

murder suspect makes a confession

verdachte moord doet bekentenissen

How long does it take to make?

Hoe lang duurt het trouwens om te maken?

This applies to many people.

Dit is van toepassing op veel mensen.

Do you accept American dollars?

Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?

Without his glasses, he is as blind as a bat.

Zonder zijn bril is hij zo blind als een mol.

He has a foreign car.

Hij heeft een buitenlandse wagen.

He walked to the castle with great strides.

Hij liep met grote passen naar het kasteel.

There is a knot in my shoelace.

Er zit een knoop in mijn schoenveter.

A sleeve is part of an item of clothing.

Een mouw is een onderdeel van een kledingstuk.

When does the train for Brussels leave?

Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?