Al doende leert men.
Hij is altijd bezig.
Hij wil leren koken.
Yanni wil wat pizza.
Yanni leeft in angst.
Mijn naam is Petrus.
Ik meen het goed met je!
Dat is een belofte.
Hij kan fluit spelen.
De hand van Jan is rein.
De poes is een huisdier.
Wat is je postcode?
Liefde kan blind zijn.
Yanni is schuldig.
Yanni liegt tegen mij.
Dat huis is niet te koop.
Ze schudt haar hoofd.
Dat is niet leuk; het is saai.
De beer is een groot dier.
Een schildpad is traag.