Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom has regained consciousness.	Tom is weer bij bewustzijn gekomen.
	Tom still hasn’t regained consciousness.	Tom is nog steeds niet bij bewustzijn.
	Tom is the only one in our group who knows how to start a fire without matches.	Tom is de enige in onze groep die weet hoe hij vuur moet maken zonder lucifers.
	he becomes	hij wordt
	What’s their purpose?	Wat is hun doel?
	the class begins	de les begint
	There’s no proof.	Er is geen bewijs.
	I can do this alone.	Ik kan dit alleen.
	Is your father a doctor?	Is je vader dokter?
	Yanni has to work.	Yanni moet werken.
	What is your address? (formal)	Op welk adres woont u?
	What will the weather be like?	Wat voor weer wordt het?
	Yanni wants to be the best.	Yanni wil de beste zijn.
	She went shopping.	Ze is gaan winkelen.
	That’s what the doctor said.	Dat is wat de dokter zei.
	Who ordered this?	Wie heeft dit besteld?
	I can’t afford it.	Dat kan ik niet betalen
	Yanni knows he’s ready.	Yanni weet dat hij klaar is.
	I won’t work for Tom.	Ik zal niet voor Tom werken.
	By the way, what’s your address?	Trouwens, wat is je adres?