Het voelt echt.
Tom is mijn neef.
Sami heeft geld.
Hij is onze buur.
Die peer is groen.
Waar is de metro?
Iedereen liegt.
Wat zit je dwars?
Het is minder saai.
indien dit zo is
dat is mislukt
Tom kijkt geen tv.
Kan je fluiten?
De dijk is gebroken.
Wat is dit gele ding?
de banaan is geel
Is deze spin giftig?
Ik moet hoesten.
Al doende leert men.