Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person plural) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
We are going to die. We gaan sterven.
Owls hunt at night. De uilen jagen ’s nachts.
Owls hunt mainly at night. Uilen jagen vooral ’s nachts.
to scare the hell out of you de stuipen op het lijf te jagen
Let’s skip class. Laten we de les overslaan.
We’re going to have a lot of fun. We gaan veel plezier beleven.
Let’s live life together! Laten we het leven samen beleven!
We’ll contact him. We zullen contact met hem opnemen.
well, we will find out soon nu, daar zullen we wel gauw achter komen
Let’s not talk about school. Laten we het niet over school hebben.
Snails enjoy eating green leaves. Slakken eten graag groene bladeren.
We concede your right to this property. We erkennen je recht op dit eigendom.
We need to rent a room for our party. We moeten een ruimte voor ons feest huren.
They want to lure customers to the shop. Ze willen klanten naar de winkel lokken.
My position is that we need to cooperate. Mijn stelling is dat we moeten samenwerken.
Can I quickly pee before we leave? Mag ik even plassen voordat we vertrekken?
She is confident that she will pass the tests. Ze is er zeker van in de toetsen te zullen slagen.
Let’s go grocery shopping. Laten we boodschappen doen.
Then you have no right to express an opinion when sensible people are speaking. Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.
A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do. Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.