Gaan de zaken goed?
De zaken gaan goed.
Wij bouwen huizen.
We bouwen een muur.
Hij heeft grote oren.
Ze heeft stijl haar.
Wat is de soep van de dag?
Ik speel geen piano.
Ben ik verliefd?
Geniet van je zomer.
Wat zit er in deze doos?
te beschermen
Wat doe je met die mest?
O, wat glom, wat brandde dit!
Ik speel graag piano.
Engels studeren
Ik was de ramen nooit.
Waar is de spiegel?
Heeft u al besteld?
zijn zwaar getroffen