Ze had nachtmerries.
Ik kan je niet verdragen.
Een meniscus is geen been.
Tom was mijn echtgenoot.
Ik heb dringend hulp nodig.
een stoel aanschuiven
De examens zijn de boosdoener.
Velen vinden het interessant.
Je dochter gebruikt drugs.
Yanni was altijd positief.
een kar die ratelt op de keien
Ik ben op zoek naar een nieuwe job.
De leeuw is de koning van de jungle.
Ik zei dat alleen om te lachen.
en wonen in betonnen dozen
Kunt u mij dat tonen op de kaart?
Ga je morgen vertrekken?
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Ik heb een stiefzuster.
Yanni was zoals een magneet.