Het tij is laag.
Dit is mijn man.
De hond at de taart.
Hij snurkt.
Is het een wolf?
ik schreef
je schreef
enkele keren
Mag ik wat zout?
Breng het mij.
een taal leren
Geef me de vijf!
te trillen
borg staan voor
Wat is de datum?
Lunch is klaar.
Ik heb koorts.
De hond is zwart.
Hou de deur open.
gezond blijven