Je begrijpt dat toch?
Ze waren aan het slapen.
Ik neem elke avond een bad.
Dat was mijn afdeling.
Heb je nieuws van je broer?
Yanni kocht Skura een ring.
Ik laat je heus niet achter.
Hoe laat is het ontbijt?
Als het maar geen woerd is!
Het was koud, snerpend koud.
Yanni weet dat hij klaar is.
Tom zegt dat Mary dronken is.
Hij komt altijd geld te kort.
Ik ben thee aan het zetten.
Ik heb een paraplu nodig.
Is Tom vriendelijk?
We moeten op Tom wachten.
Trouwens, hoe oud ben je?
Kunnen we aan het raam zitten?
Ik ben heus niet van gisteren.