We gingen samen winkelen.
Je bent een erg rijk persoon.
Ik wil dat je bij Tom blijft.
zei de vrouw en keek in de rondte
Hoe kom ik bij het centrum?
een beslissing nemen
Misschien zag Tom Mary.
Wie is kleiner, Tom of Mary?
Waarom blijft dit gebeuren?
Hoeveel talen heb je geleerd?
De aarde is kleiner dan de zon.
want ziet, hoe rijk het leven is
ging naar de slaapkamer
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
Tom helpt zijn ouders elke dag.
Is dat wat er met Tom is gebeurd?
Tom kwam heel dronken thuis.
Ik kan geen wijn meer drinken.
M’n vader is melkboer.
«Kun je eieren leggen?» vroeg zij.