Understand spoken Dutch

Transport Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
the driver

de bestuurder

I’ll steal a car.

Ik ga een auto stelen.

Mary slept on the train.

Mary sliep op de trein.

Yanni had a flat tire.

Yanni had een platte band.

the pedestrian (female)

de voetgangster

A semi-trailer is a trailer that does not have its own front axle and of which an important part of the weight rests on the towing vehicle (the tractor).

Een oplegger is een aanhangwagen, die geen eigen vooras heeft en waarvan dus een belangrijk deel van het gewicht op het trekkend voertuig (de trekker) rust.

They rode together on the tandem.

Ze reden samen op de tandem.

Mom, can elephants fly?

Mama, kunnen olifanten vliegen?

There are a lot of taxis in the city.

Er zijn veel taxi’s in de stad.

The road was completely blocked.

De weg was volledig versperd.

The road to destruction is wide.

De weg naar de vernietiging is breed.

These cars are built in Japan.

Deze wagens zijn gebouwd in Japan.

This car has a diesel engine.

Deze wagen heeft een diesel motor.

then we take the train to London

daarna nemen we de trein naar Londen

He whirled himself in the water like a wheel, stretched out his neck towards the swans, and uttered such a loud and strange scream that it frightened himself.

Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte

The Flemish are devoted to the car.

Vlamingen zijn verknocht aan de auto.

agreement on toll on German motorways

akkoord over tolheffing op Duitse snelwegen

China keeps millions of vehicles off the street

China weert miljoenen voertuigen van de straat

The front axle of the train went off the rails.

De voorste wielas van de trein raakte naast de sporen.

A guardrail is a barrier placed next to roads.

Een vangrail is een barrière die naast wegen wordt geplaatst.