de bestuurder
Ik ga een auto stelen.
Mary sliep op de trein.
Yanni had een platte band.
de voetgangster
Een oplegger is een aanhangwagen, die geen eigen vooras heeft en waarvan dus een belangrijk deel van het gewicht op het trekkend voertuig (de trekker) rust.
Ze reden samen op de tandem.
Mama, kunnen olifanten vliegen?
Er zijn veel taxi’s in de stad.
De weg was volledig versperd.
De weg naar de vernietiging is breed.
Deze wagens zijn gebouwd in Japan.
Deze wagen heeft een diesel motor.
daarna nemen we de trein naar Londen
Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte
Vlamingen zijn verknocht aan de auto.
akkoord over tolheffing op Duitse snelwegen
China weert miljoenen voertuigen van de straat
De voorste wielas van de trein raakte naast de sporen.
Een vangrail is een barrière die naast wegen wordt geplaatst.