Understand spoken Dutch

Transport Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I want to rent a car.

Ik wil een auto huren.

A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed.

Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.

and now they are on the right track

en nou zijn ze op de goeie weg

the trailer

de aanhangwagen

We didn’t know which bus to take.

We wisten niet welke bus we moesten nemen.

When does the bus for Brussels leave?

Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?

He has a foreign car.

Hij heeft een buitenlandse wagen.

When does the train for Brussels leave?

Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?

Hello, madam, do you know when the bus is coming?

Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?

Do you ship overseas?

Doet u leveringen naar het buitenland?

I will fly towards them, towards those royal birds!

Ik zal naar hen toe vliegen, naar die koninklijke vogels!

Thieves make off with Victoria Beckham’s bike.

Dieven aan de haal met fiets Victoria Beckham.

“It stretches far beyond the other side of the trees, until the pastor’s garden; but I have never been there.”

“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”

the quay

de kade

the ferry

de pont

The little creature had lost them when she rushed across the street, because of two carriages running by, at a terribly high speed.

De kleine echter verloor deze, toen zij over de straat heen snelde, omdat er twee rijtuigen verschrikkelijk hard voorbijreden.

the commuter

de pendelaar

the moped (The Netherlands)

de snorfiets

the moped (Belgium)

de bromfiets

the airplane

het vliegtuig