Dit is wat ik drink wanneer ik bij Tom ben.
Weet je waarom Tom dit gekocht heeft?
Tom heeft drie kinderen die dokter zijn.
Tom wil zijn boerderij niet verkopen.
Tom en Mary hebben allebei blauwe ogen.
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Ik denk niet dat Tom ooit iets zoals dat zou zeggen.
Tom en Mary hebben een oude boerderij gekocht.
Tom was mijn zoon.
Tom heeft niet gegeten.
Tom maakte thee voor Mary.
Tom heeft niets gegeten.
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Tom heeft niet genoeg gegeten.
Tom is drie maanden na Mary geboren.
Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?