Tom
Deze zijn van Tom.
Deze kinderen zijn ook van Tom.
Tom heeft iets nodig.
Jij weet meer over Tom dan wie dan ook.
Tom was mijn vader.
Tom heeft het niet gedaan.
Wat wil Tom nog meer?
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Tom zou me dat nooit laten doen.
Tom zal te laat zijn.
Tom heeft een auto.
Tom is bijna zo lang als ik.
Ik dacht dat je om Tom gaf.
Tom wilde naar huis komen.
Waar is Tom geboren?
Tom heeft een mes in zijn hand.
Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.
Ik wil niet alleen blijven met Tom.
Kan Tom ons horen?