Times of day 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We have three minutes.	We hebben drie minuten.
	The bus was ten minutes late.	De bus kwam tien minuten te laat.
	The bus leaves every ten minutes.	Iedere tien minuten gaat er een bus.
	I used to have a lot more work.	Vroeger had ik veel meer werk.
	Her grandmother had never before been so beautiful, so big.	Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
	about this time	omstreeks deze tijd
	closing time	sluitingstijd
	This has been on my mind for a long time.	Dit zit me al een hele tijd dwars.
	time travel	tijdreizen
	It takes two hours.	Het duurt twee uur.
	It takes five hours.	Het duurt vijf uur.
	at night	’s nachts
	the remaining time	de overige tijd
	He turned up an hour later.	Hij kwam een uur later opdagen.
	leisure time	vrije tijd
	His speech lasted an hour.	Zijn betoog duurde een uur.
	What kind of things do you do in your free time?	Wat soort dingen doe je in je vrije tijd?
	Yanni has no time to waste.	Yanni heeft geen tijd te verliezen.
	It’s soon time for your income tax return.	Het is langzaam tijd voor je aangifte inkomstenbelasting.
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.