Je woont op de zesde verdieping.
Dat boek is uitverkocht.
Bob kon zijn woede niet beheersen.
Je moet opletten voor die man.
Ben je klaar om te bestellen?
Mag ik een betaalbewijs?
Hij sprong woedend overeind.
Het enige wat jij pakt, zijn pinten.
Hier moeten we uitstappen.
hun scherpe kleine vuistjes
dit bevoorrechte leven
Je ziet eruit als je vader.
Ik eet alleen koosjer voedsel.
Mijn ouders willen scheiden.
Hij is een machtige tovenaar.
Ik ben doodsbang van honden
De kinderen groeiden zo veel.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
Dat was niet mijn bedoeling.
Overigens, speelt gij viool?