Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	his collar	zijn kraag
	his shine	zijn glans
	Put it down somewhere.	Leg het ergens neer.
	he is approaching	hij nadert
	I wrote	ik schreef
	you wrote	je schreef
	her camera	haar camera
	I forget	ik vergeet
	her beak	haar snavel
	It feels real.	Het voelt echt.
	twenty five to eleven	vijf over half elf
	My neck hurts.	Mijn nek doet pijn.
	Tom broke his neck.	Tom brak zijn nek.
	I have brown hair.	Ik heb bruin haar.
	we didn’t know	wij wisten niet
	I have blond hair.	Ik heb blond haar.
	Can you walk?	Kunt u stappen?
	his old robe	zijn oude gewaad
	your files	je bestanden
	Just in case.	Voor het geval dat.