Ik zie je bij de lunch.
Wat moet ik ze vertellen?
Ik zie je vanavond.
We verkopen vers vlees.
Mag ik je iets vragen?
We zijn eindelijk vrij.
Spreekt zij Engels?
Het hangt van het bedrijf af.
Geef me mijn ring terug.
Ik kan je niet volgen.
Tom vond zijn telefoon.
Kun je een bar aanbevelen?
Hoeveel geduld heb je?
Waar kom je vandaan?
Waar komt u vandaan?
Het was lente geworden.
Wat zit er in deze dozen?
Kan u geld wisselen?
Hij is zo jong en ziet er zo prachtig uit!
Ik begrijp dat hij boos is.