Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
We zijn op weg naar huis.
Op een dag zullen we het weten.
Het was liefde op het eerste gezicht.
op zoek
Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
op maat
Uw boek ligt op tafel.
Het geld ligt op de tafel.
Hij is altijd op tijd.
Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.
In welk land is Tom op dit moment?
Het was heerlijk buiten op het land.
De volgende dag was het mooi, heerlijk weer; de zon scheen op alle groene bladeren.
Ben je op vakantie?
De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.
op een kier
het beeld op de muur
Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.