Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	one hundred and twenty-three (123)	honderddrieëntwintig
	one hundred and twenty-four (124)	honderdvierentwintig
	one hundred and twenty-five (125)	honderdvijfentwintig
	the mother	de moeder
	Mother’s Day	Moederdag
	This is my mother.	Dit is mijn moeder.
	What did you think of the book?	Wat denk je van dit boek?
	eighteen (18)	achttien
	eight hundred (800)	achthonderd
	one hundred and eight (108)	honderdacht
	ten past eight	tien over acht
	twenty-eight (28)	achtentwintig
	It’s ten past eight.	Het is tien over acht.
	She could see into the room.	Zij kon in de kamer zien.
	one hundred and eighteen (118)	honderdachttien
	I’m eighteen.	Ik ben achttien jaar.
	It’s twenty-five past eight.	Het is vijfentwintig over acht.
	one hundred and twenty-eight (128)	honderdachtentwintig
	all day	de hele dag
	the whole house	het hele huis