Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	two days later	twee dagen later
	Winter came.	Het werd winter.
	I’m very sleepy.	Ik heb veel slaap.
	home schooling	thuisonderwijs
	Yanni was not happy.	Yanni was niet blij.
	half an hour later	een half uur later
	the problems	de problemen
	I need your help. (informal)	Ik heb je hulp nodig.
	I need your help. (formal)	Ik heb uw hulp nodig.
	Tom needs help.	Tom heeft hulp nodig.
	My place or yours?	Bij mij thuis of bij jou?
	Do you need our help?	Heb je onze hulp nodig?
	another restaurant	een ander restaurant
	six months ago	zes maanden geleden
	Did you let Tom drive?	Heb je Tom laten rijden?
	US (United States)	VS
	United States	Verenigde Staten
	the meeting	de vergadering
	two months ago	twee maanden geleden
	four months ago	vier maanden geleden