Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	twenty-three (23)	drieëntwintig
	It’s twenty-five past eight.	Het is vijfentwintig over acht.
	the work	het werk
	at work	op het werk
	the world	de wereld
	That was my job.	Dat was mijn werk.
	one hundred and twenty (120)	honderdtwintig
	Yanni has some work to do.	Yanni heeft wat werk te doen.
	They are not so good at their job.	Ze zijn niet zo goed in hun werk.
	one hundred and twenty-five (125)	honderdvijfentwintig
	seven hundred (700)	zevenhonderd
	one hundred and seven (107)	honderdzeven
	twenty-seven (27)	zevenentwintig
	five hundred and seven (507)	vijfhonderdzeven
	This is my mother.	Dit is mijn moeder.
	six hundred (600)	zeshonderd
	What did you think of the book?	Wat denk je van dit boek?
	one hundred and eighteen (118)	honderdachttien
	one hundred and twenty-eight (128)	honderdachtentwintig
	one hundred and twenty one (121)	honderdeenentwintig